Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wek·ten

Werkwoord

vervoeging van
wekken

wekten

  1. meervoud verleden tijd van wekken
    • Wij wekten. 
    • Jullie wekten. 
    • Zij wekten. 
     Maar de hitte en de zon wekten ons toch vroeger dan we wilden en de rest van de dag brachten we door met hangen en lezen.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers