vervoeging
onbepaalde wijs to  weave 
he/she/it  weaves 
verleden tijd  wove 
voltooid
deelwoord
 woven 
onvoltooid
deelwoord
 weaving 
gebiedende wijs  weave 

weave

  1. overgankelijk, (textiel) weven
  2. overgankelijk, (textiel) vlechten
    «She was weaving her hair.»
    Ze was haar haar aan het vlechten.
  3. onovergankelijk, (transport) alsmaar van rijbaan veranderen om sneller door het verkeer te komen, zigzaggen
    «Weaving can get you a ticket.»
    Als je alsmaar van rijbaan wisselt kun je een bon krijgen.