watersporter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wa·ter·spor·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van water en sporter
- Naamwoord van handeling van watersporten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | watersporter | watersporters |
verkleinwoord | watersportertje | watersportertjes |
Zelfstandig naamwoord
de watersporter m
- beoefenaar van een watersport
Verwante begrippen
Vertalingen
1. beoefenaar van een watersport
Gangbaarheid
- Het woord watersporter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.