Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·hoops·daad
enkelvoud meervoud
naamwoord wanhoopsdaad wanhoopsdaden
verkleinwoord
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

wanhoopsdaad v/m [1]

  1. een handeling die met louter en alleen maar doet omdat men geen enkele andere uitweg ziet
    • Tijdens de achtervolging lapte S. alle verkeersregels aan z'n laars; hij reed veel te hard, reed op wegen waar hij niet mocht rijden en stopte midden op de weg. Terwijl de Dodge over de N35 reed, stuurde S. zijn VW zelfs een tijd met dezelfde snelheid over de parallelweg. Bij het kruispunt bij Dalzicht in Nijverdal droop S. af. „Het was een wanhoopsdaad”, bekende S., die eerder is veroordeeld wegens bedreiging en vernieling. [2] 
    • De inval in Oekraïne is een wanhoopsdaad van een onttakelend regime. Poetin is binnengevallen met een leger dat vele malen te klein is om dat uitgestrekte land te bezetten. [3] 
  2. (eufemisme) zelfmoord
    • Een Chinees die zijn eigen dood in scene zette om de verzekering op te lichten, moet daarvoor zwaar boeten. Zijn vrouw die van niets wist, schrok zo van zijn ‘overlijden’ dat zij samen met hun twee kinderen zelfmoord pleegde. De 34-jarige He is gearresteerd. Hij meldde zich bij de politie in Xinhua in de provincie Hunan nadat hij had gehoord van de wanhoopsdaad van zijn echtgenoot. [4] 
    • Het parket van Namen opende toentertijd een onderzoek naar de treinbotsing: ,,In deze omstandigheden gingen we uit van een ongeval óf een wanhoopsdaad”, zegt Vincent Macq namens het parket van Namen. Het lichaam van de vrouw was door de aanrijding te ernstig verminkt om het slachtoffer te identificeren. Ze had bovendien geen identiteitspapieren bij zich. [5] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen