Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·del·brug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wandelbrug wandelbruggen
verkleinwoord wandelbruggetje wandelbruggetjes

Zelfstandig naamwoord

de wandelbrugv / m

  1. een brug waarover men kan lopen, maar die men niet met grotere voertuigen kan oversteken
    • Anders dan een fietsbrug heeft een wandelbrug nog wel eens trappen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid