Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waar·de·som
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waardesom waardesommen
verkleinwoord waardesommetje waardesommetjes

Zelfstandig naamwoord

de waardesomv / m

  1. de waarde van alle bezittingen bij elkaar opgeteld en uitgedrukt in geld
    • Wij zijn daarom gewoon, vermogen en rijkdom te meten naar de waardesom van hun bestanddeelen, en beschouwen het als een nadeel, wanneer de waarde van het bezit en zijn inkomsten daalt. Daarom schijnt het ons paradox, wanneer wij af en toe de opmerking moeten maken, dat de voorraad goederen en genietingen, rijkdom en welvaart, toegenomen zijn, terwijl hun waarde gedaald is. [1] 

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. DBNL (1890)–C.A. Verrijn Stuart Ricardo en Marx geraadpleegd 18 dec. 2018
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be