waardesom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- waar·de·som
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van waarde zn en som zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waardesom | waardesommen |
verkleinwoord | waardesommetje | waardesommetjes |
Zelfstandig naamwoord
- de waarde van alle bezittingen bij elkaar opgeteld en uitgedrukt in geld
- Wij zijn daarom gewoon, vermogen en rijkdom te meten naar de waardesom van hun bestanddeelen, en beschouwen het als een nadeel, wanneer de waarde van het bezit en zijn inkomsten daalt. Daarom schijnt het ons paradox, wanneer wij af en toe de opmerking moeten maken, dat de voorraad goederen en genietingen, rijkdom en welvaart, toegenomen zijn, terwijl hun waarde gedaald is. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'waardesom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waardesom" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ DBNL (1890)–C.A. Verrijn Stuart Ricardo en Marx geraadpleegd 18 dec. 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be