Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuur·to·ren·wach·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuurtorenwachter vuurtorenwachters
verkleinwoord vuurtorenwachtertje vuurtorenwachtertjes

Zelfstandig naamwoord

de vuurtorenwachterm

  1. (beroep) iemand die een vuurtoren bewoont en bedient
    • Het beroep vuurtorenwachter is verdwenen door de automatisering. 

Meer informatie

Gangbaarheid