Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuil·wit
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vuilwit vuilwitter vuilwitst
verbogen vuilwitte vuilwittere vuilwitste
partitief vuilwits vuilwitters -

Bijvoeglijk naamwoord

vuilwit [1]

  1. kleur die lijkt op iets wits dat vervuild is
    • Dit weekend wordt het ideaal strandweer met zomerse temperaturen rond de dertig graden. Maar de Noordzee, de Oosterschelde en de Westerschelde zullen er niet mooi bij liggen. Er zijn namelijk grote hoeveelheden vuilwit zeeschuim in aantocht. "Als de wind draait, zullen er metershoge schuimpieken op het strand aankomen", stelt bioloog Peter van Bragt. [2] 
    • De Japanse Zeepbelslakken hebben een dun, bol opgeblazen slakkenhuis. De mondopening is groot, wordt naar boven smaller en beslaat de hele hoogte van het huisje. Het lichaam is zo groot dat het dier zich niet volledig kan terugtrekken in de schelp. De schelp is bij levende dieren vrijwel kleurloos, leeg gevonden schelpen zijn vuilwit of soms wat hoornachtig bruin. [3] 
    • De avond valt in Tangui. Dit dorpje ligt diep in de jungle aan de Atrato, een majestueuze rivier in het Colombiaanse departement Choco. Kinderen schoppen joelend een bal van vuilwit schuimplastic in het rond, terwijl wat vrouwen de dag doornemen, zittend op het stoepje voor hun huizen van hout en golfplaatdaken. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen