Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuil·spui·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuilspuiter vuilspuiters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vuilspuiterm

  1. iemand die iemand anders belastert
    • Van Barneveld: 'Johan Derksen is een vuilspuiter'; Darter Raymond van Barneveld heeft flink uitgehaald naar Johan Derksen. De voetbalanalist laat zich op tv regelmatig laatdunkend uit over de dartsport. [2] 
    • Van een vuilspuiter met een hekel aan Francisco van Jole en Heleen van Lier: “Ja, en daar kan ik dus niets op terugzeggen, want ze zeggen het op papier. Op internet mag je alles over me zeggen, dan kan ik wat terugroepen. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen