Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuil·nis·mens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuilnismens vuilnismensen
verkleinwoord vuilnismensje vuilnismensjes

Zelfstandig naamwoord

de vuilnismensm

  1. (beroep) iemand die voor de afvoer van afval zorgt
    • Ouders van kleine kinderen kwamen niet uit met de kleine emmer voor luiers. Er rezen vragen over de arbeidsomstandigheden onder welke de vuilnismensen van Baetsen werken. [1] 
    • In Venray wordt de groene container het minst vaak aan de straat gezet. Per Venraynaar halen de vuilnismensen daar amper 42 kilo gemaaid gras en sinaasappelschillen op. [2] 
    • De afvalverzameling verliep in de meeste gevallen goed. Op plekken waar de afvalinzameling niet naar wens verliep, zorgde Afvalservice Breda snel voor een oplossing. Zo haalde vuilnismensen niet overal de kerstbomen op. Dat kwam door een misverstand over werkafspraken. Afvalservice zette een dag later een extra afvalwagen in en reed alle GFT-routes extra na. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen