vruchtbaarheidsprobleem

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrucht·baar·heids·pro·bleem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vruchtbaarheidsprobleem vruchtbaarheidsproblemen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vruchtbaarheidsprobleemo

  1. (medisch) het moeilijk of geen kinderen kunnen krijgen
    • Het idee dat soja iets met vruchtbaarheid te maken heeft, is niet vreemd. Dertig jaar geleden werd al beschreven dat jachtluipaarden in een Californische dierentuin grote vruchtbaarheidsproblemen kregen door sojarijk voer.[1] 
    • Ook kunnen die klachten vruchtbaarheidsproblemen geven. Als een behandeling bij de huisarts en in het ziekenhuis niet aanslaat, zijn er naar schatting van Huirne nu zo'n vijf specialistische centra in Nederland waar vrouwen terechtkunnen.[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen