• vraag·baak
  • In de betekenis van ‘iemand die antwoord kan geven op moeilijke vragen’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
  • samenstelling van  vraag ww  en  baak  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vraagbaak vraagbaken
verkleinwoord vraagbaakje vraagbaakjes

de vraagbaakv / m [3]

  1. persoon tot wie men zich om raad of de oplossing van moeilijke vragen wendt, raadsman
  2. boekwerk dat op allerlei vragen antwoord geeft, naslagwerk, vademecum, handleiding
94 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]