voorviel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·viel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorvallen |
voorviel
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorvallen
- ... dat ik voorviel.
- ... dat jij voorviel.
- ... dat hij, zij, het voorviel.
- ... dat ik voorviel.
Opmerkingen
- Het werkwoord komt vrijwel alleen in de derde persoon voor.