• voor·naam·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord voornaamheid voornaamheden
verkleinwoord

de voornaamheidv

  1. het belangrijk zijn; het een hoge positie hebben in de samenleving; iets dat past bij een hoge maatschappelijke positie
     Hij viel niet zozeer door zijn knappe uiterlijk op als wel door de fijne voornaamheid van zijn gezicht en zijn gehele verschijning.[2]