voornaamheid
- voor·naam·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voornaamheid | voornaamheden |
verkleinwoord |
de voornaamheid v
- het belangrijk zijn; het een hoge positie hebben in de samenleving; iets dat past bij een hoge maatschappelijke positie
- ▸ Hij viel niet zozeer door zijn knappe uiterlijk op als wel door de fijne voornaamheid van zijn gezicht en zijn gehele verschijning.[2]
- plechtstatigheid, aristocratie, verfijning, beschaving, distinctie, cachet, grootheid, aanzien, voortreffelijkheid
- Het woord voornaamheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.