Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·die·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

voordienen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voordienen
diende voor
voorgediend
zwak -d volledig
  1. klaargemaakt eten op tafel zetten zodat het gegeten kan worden
    • Zoodra het begint te koken, voegt gij er dun gesneden wortelen, rapen, uien, prei en selderij bij. Laat het 20 minuten koken, zijgt het door, en ge kunt ze voordienen.' [2] 


Synoniemen
Antoniemen


Gangbaarheid


Verwijzingen