voorbereidingswerk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·be·rei·dings·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorbereidingswerk voorbereidingswerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het voorbereidingswerko

  1. werk dat men moet doen voordat men met de eigenlijke werkzaamheden kan beginnen
     In Dresden waren echter veel Aziatische toppers niet aanwezig. De Zuid-Koreanen Suk Hee Shim, Min Jeong Choi en Ji Yoo Kim kozen voor voorbereidingswerk op de Asian Winter Games en de Schotse Elise Christie kon niet meedoen vanwege oogklachten.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Schulting na historische zege: eindelijk, ik ben zó blij!” (Zondag 5 februari 2017), NOS