voorbede
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·be·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en bede zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbede | voorbeden voorbedes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een verzoek uitspreken ten gunste van iemand anders
- (religie) bidden tot een heilige met het verzoek dat deze zich tot god richt met het verzoek
- (religie) een gebed dat men uitspreekt ten gunste van meerdere mensen
- Hij zal dit weekend geen foto’s ophangen van afvalligen; misschien alleen voor hen voorbede doen.[2]
- De zendingsbond heeft 144 medewerkers in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Tijdens de jaarlijkse ‘toogdag’ vertelt een aantal van die medewerkers over het verloop van hun werkzaamheden. Tijdens de dienst wordt voorbede gedaan voor hun werk.[3]
Synoniemen
- [1] voorspraak
Gangbaarheid
- Het woord voorbede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorbede" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 10 januari 2013
- ↑ NRC 4 augustus 2006
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be