Nederlands

 
vonkenregen
Uitspraak
Woordafbreking
  • von·ken·re·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vonkenregen vonkenregens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vonkenregen m [1]

  1. een grote hoeveelheid kleine brandende en gloeiende deeltjes die uit de lucht neerdwarrelen
     In een aantal wijken in Den Haag heerst al een tijdje onrust, nadat bekend werd dat de vreugdevuren van Duindorp en Scheveningen niet doorgaan. Naar aanleiding van de vonkenregen van afgelopen jaarwisseling kregen beide vreugdevuren geen vergunning van de gemeente.[2]
     Newman knalde op hoge snelheid tegen de muur en werd op zijn kop weer in de baan geslingerd. En daarmee was het leed nog niet geleden. In de vonkenregen die het metaal op het asfalt veroorzaakte werd Newman nog een keer aangereden.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kraaienpoten uitgestrooid voor brandweerkazerne Den Haag” (Dinsdag 31 december 2019), NOS
  3.   Weblink bron “Geen zege, maar horrorcrash voor autocoureur Newman in Daytona 500” (Dinsdag 18 februari 2020,), NOS