Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·len·bak
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vollenbak - -
verbogen - - -

Bijvoeglijk naamwoord

vollenbak

  1. (jongerentaal) vol, voluit, volop, volledig
    • En nu gaan we vollenbak vooruit. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid