Nederlands

 
[1] vogellijm
 
Vogellijm
Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·gel·lijm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vogellijm
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vogellijmm

  1. Viscum album   halfparasiet die op een appel-, perenboom of populier kan groeien
     Zelfs bracht Sipkes de maretak of vogellijm naar Voorne, dat dankzij de zwarte lijster en het milde zeeklimaat nu de noordelijkste groeiplaats van de halfparasiet is.[2]
  2. lijm die men gebruikt om vogels te vangen afkomstig van de maretak
     Sijzen zijn beschermde inheemse vogels, die niet mogen worden gevangen. De wilde sijzen zijn vrijgelaten, de goudvink en de putter zitten in een opvangcentrum. Tegen de verdachte is proces-verbaal opgemaakt. Kooien en een tube vogellijm zijn in beslag genomen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Willem H. Smith
    “De wind als landschapsarchitect” (24-02-2003), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Politie en VWA redden beschermde wilde vogels” (31-03-2011), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be