1. bak waarin het onderste deel van de benen kan worden gewassen
2. onderdompeling van het onderste deel van de benen in water

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voe·ten·bad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetenbad voetenbaden
verkleinwoord voetenbadje voetenbadjes

Zelfstandig naamwoord

het voetenbado

  1. bak waarin het onderste deel van de benen kan worden gewassen
    • Het besmette lavendelbad en voetenbad zijn nog altijd gesloten. [1]
  2. onderdompeling van het onderste deel van de benen in water
    • Denk aan een warm voetenbad, warme drank, een goede maaltijd, een warme kruik aan de voeten of seks. [2]
  3. (figuurlijk) gemorste koffie of thee op het schoteltje onder een kopje, laagje water waar een voorwerp in staat
    • In een voetenbad water vertrekken de bloemen op hun karren naar ongeduldige vrachtwagens die vliegtuig of boot niet mogen missen. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen