vloeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vloeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vloeren | te vloeren | ||||||||
toekomend | zullen vloeren | te zullen vloeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevloerd | te hebben gevloerd | ||||||||
toekomend | gevloerd zullen hebben | gevloerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vloerend | gevloerd | ev. vloer |
mv. verouderd vloert |
vloere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vloer | vloert | vloert | vloert | vloert | vloeren | vloeren | vloeren | |||
verleden (o.v.t.) | vloerde | vloerde | vloerde | vloerde | vloerde | vloerden | vloerden | vloerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vloeren | zult/zal vloeren | zult/zal vloeren | zult vloeren | zal vloeren | zullen vloeren | zullen vloeren | zullen vloeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vloeren | zou vloeren | zou(dt) vloeren | zoudt vloeren | zou vloeren | zouden vloeren | zouden vloeren | zouden vloeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevloerd | hebt gevloerd | hebt/heeft gevloerd | hebt gevloerd | heeft gevloerd | hebben gevloerd | hebben gevloerd | hebben gevloerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gevloerd | had gevloerd | had gevloerd | hadt gevloerd | had gevloerd | hadden gevloerd | hadden gevloerd | hadden gevloerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevloerd hebben | zal/zult gevloerd hebben | zult/zal gevloerd hebben | zult gevloerd hebben | zal gevloerd hebben | zullen gevloerd hebben | zullen gevloerd hebben | zullen gevloerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevloerd hebben | zou gevloerd hebben | zou/zoudt gevloerd hebben | zoudt gevloerd hebben | zou gevloerd hebben | zouden gevloerd hebben | zouden gevloerd hebben | zouden gevloerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevloerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevloerd | er is gevloerd | |||||||||
verleden | er werd gevloerd | er was gevloerd | |||||||||
toekomend | er zal gevloerd worden | er zal gevloerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevloerd worden | er zou gevloerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gevloerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevloerd worden | gevloerd te worden | ||||||||
toekomend | gevloerd zullen worden | gevloerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevloerd zijn | gevloerd te zijn | ||||||||
toekomend | gevloerd zullen zijn | gevloerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevloerd | wordt gevloerd | wordt gevloerd | wordt gevloerd | wordt gevloerd | worden gevloerd | worden gevloerd | worden gevloerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevloerd | werd gevloerd | werd gevloerd | werdt gevloerd | werd gevloerd | werden gevloerd | werden gevloerd | werden gevloerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevloerd worden | zult gevloerd worden | zult gevloerd worden | zult gevloerd worden | zal gevloerd worden | zullen gevloerd worden | zullen gevloerd worden | zullen gevloerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevloerd worden | zou gevloerd worden | zou/zoudt gevloerd worden | zoudt gevloerd worden | zou gevloerd worden | zouden gevloerd worden | zouden gevloerd worden | zouden gevloerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevloerd | bent gevloerd | bent/is gevloerd | zijt gevloerd | is gevloerd | zijn gevloerd | zijn gevloerd | zijn gevloerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gevloerd | was gevloerd | was gevloerd | waart gevloerd | was gevloerd | waren gevloerd | waren gevloerd | waren gevloerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevloerd zijn | zult gevloerd zijn | zult gevloerd zijn | zult gevloerd zijn | zal gevloerd zijn | zullen gevloerd zijn | zullen gevloerd zijn | zullen gevloerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevloerd zijn | zou gevloerd zijn | zou/zoudt gevloerd zijn | zoudt gevloerd zijn | zou gevloerd zijn | zouden gevloerd zijn | zouden gevloerd zijn | zouden gevloerd zijn |