Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegkosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vliegkostenmv

  1. het geld dat men betaalt voor vliegreizen
     Het Koninklijk Huis gaat bezuinigen op de vliegkosten. Dit jaar wordt zo'n 883.000 euro uitgegeven aan vluchten met het regeringsvliegtuig en helikopters; volgend jaar gaat dat omlaag naar 814.000 euro.[2]
     Ook werden de vliegkosten van de Oranjes ingeperkt nadat bleek dat er in 5 jaar tijd 8 miljoen euro aan uitgegeven was.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Welke plannen heeft het kabinet voor het komende jaar?” (Dinsdag 20 september 2016, 15:49), NOS
  3.   Weblink bron “'2 miljoen voor rijtuigen Oranjes'” (Woensdag 16 januari 2013, 20:52), NOS