• vlees·plank
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesplank vleesplanken
verkleinwoord vleesplankje vleesplankjes

de vleesplankv / m

  1. een plank om vlees op te snijden
  • (geen) Vlees de plank hebben.
Door de armoede aten mensen maar een keer per week vlees.