• vi·ta·mi·ne·ge·brek
enkelvoud meervoud
naamwoord vitaminegebrek
verkleinwoord

het vitaminegebreko

  1. (voeding) (medisch) te weinig van een bepaalde vitamine in het lichaam hebben waardoor het lichaam niet goed functioneren kan
    • Verwarde alcoholisten lijden vaak aan een ernstig vitaminegebrek omdat ze dagen of zelfs weken niet eten. Maar dat ontgaat volgens de onderzoekers veel hulpverleners. Artsen behandelen de alcoholist bijvoorbeeld wel aan een gebroken been of longontsteking, maar geven hem geen vitamine B1-infuus. Terwijl dat Korsakov kan voorkomen.[1] 
    • Maagzuurremmer geeft vitaminegebrek: Patiënten die langdurig maagzuurremmers slikken, hebben vaker een gebrek aan vitamine B12.[2] 
  1. de Telegraaf 08 jan. 2016
  2. Volkskrant 12 december 2013,