viswater
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en water
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viswater | viswaters viswateren |
verkleinwoord | viswatertje | viswatertjes |
Zelfstandig naamwoord
het viswater o
- water waarin men vist of waar zich vis ophoudt.
Gangbaarheid
- Het woord viswater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viswater" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be