Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·ta
enkelvoud meervoud
vista vistas

Zelfstandig naamwoord

vista v

  1. gezichtsvermogen, zicht
  2. aanblik
  3. blik
  4. uitzicht
  5. vergezicht
  6. douanebeambte
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
vestir

vista

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestir
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestir
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestir