Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·stek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord visstek visstekken
verkleinwoord visstekje visstekjes

Zelfstandig naamwoord

de visstekm

  1. plaats waar men als hobbyist vissen kan en mag vangen
    • Om genoeg aan te komen voor hun winterslaap lusten beren wel een vers visje, maar dit exemplaar spant de kroon. Zijn vetzucht is tot ongekende hoogten gestegen en de veelvraat heeft een onvoorstelbare hoeveelheid zalm nodig om aan zijn calorietjes te komen. Beer 747 is zo groot en vet, dat andere beren hem zijn visstek niet durven te betwisten. [1] 
    • Uw favoriete plek kan natuurlijk van alles zijn: het bankje waar u voor het eerst uw partner heeft gekust, de zolderkamer waar u uw hobby uitoefent, de (moes)tuin, uw visstek, de speeltuin waar u goede herinneringen aan heeft, het bos waar u vaak wandelt, noem maar op. [2] 
    • Ricard Voorthuysen was op zijn fiets onderweg naar zijn visstek toen een man die zijn hond aan het uitlaten was voor zijn fiets sprong, vertelt zijn vader Paul aan RTV NH. "Je mag hier niet fietsen", riep de man. Door de actie van de man knalde Ricardo tegen een paal en belandde met zijn fiets en visspullen in het water. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen