Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·soort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vissoort vissoorten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de vissoortv / m

  1. (voeding) zeedieren die door overeenkomend uiterlijk en smaak dezelfde naam dragen
  2. (biologie) aanduiding voor vissen die genetisch zo nauw verwant zijn dat ze dezelfde naam dragen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen