viseert
- vi·seert
vervoeging van |
---|
viseren |
viseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van viseren
- Jij viseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van viseren
- Hij viseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van viseren
- Viseert!
- Het woord viseert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.