virologie

Nederlands

virologisch veldwerk tijdens ebola epidemie

Uitspraak

• Geluid:  virologie    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• vi·ro·lo·gie

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van virus met het achtervoegsel -logie

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	virologie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de virologie v

1. (biologie) (medisch) leer van de virussen en de door virussen veroorzaakte ziektes

   • Door hun onderzoek weten de onderzoekers nu ook waarom eerdere vaccins niet goed werken: de eiwitten die daarin zitten, hebben niet dezelfde structuur als het envelopeiwit dat om het hiv-virus zit. „Daardoor worden antistoffen opgewekt tegen de verkeerde onderdelen van het envelopeiwit”, legt viroloog Rogier Sanders van het laboratorium voor Experimentele Virologie van het AMC uit. 
   • Volgens de hoogleraar klinische virologie zijn gezondheidswerkers in Nederland voldoende voorbereid en alert om de goede vragen te stellen en om ebola op die manier snel op te sporen, en zullen ebolagevallen in Nederland dus niet snel gemist worden. 

Verwante begrippen

• viroloog, virologisch

Vertalingen

    1.   

Engels: virology (en)

Gangbaarheid

• Het woord virologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "virologie" herkend door:

89 %	van de Nederlanders;
91 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.