vindbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vind·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vindbaar | vindbaarder | vindbaarst |
verbogen | vindbare | vindbaardere | vindbaarste |
partitief | vindbaars | vindbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vindbaar
- (mogelijk) op te zoeken, aan te treffen
- En weer op zoek gaan naar het tweede exemplaar, mocht het al vindbaar zijn. [2]
- snel op te zoeken, goed herkenbaar
- De weldoordachte typografie maakt, ondanks de lichte handicap van het gebruikte bekortingssysteem, alle informatie uitstekend vindbaar. [3]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord vindbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vindbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Swertz, A."Overwegingen van een antiquaar" in:Salman, J. (ed.)Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Het boek behouden. jrg. 4 (1997) Nederlandse Boekhistorische Vereniging, Leiden; ISBN 9075133049; p. 136; geraadpleegd 2016-12-08
- ↑ Posthumus, J."De lexicografische activiteiten van de familie Calisch" in: Voortgang. jrg. 25 (2007) Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam / Nodus Publikationen, Münster; ISBN 9789088800016; p. 172; geraadpleegd 2016-12-08
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be