Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·dub·bel
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen vierdubbel
verbogen vierdubbele
partitief vierdubbels

Bijvoeglijk naamwoord

vierdubbel

  1. viermaal zoveel (dus eigenlijk het resultaat van een verdubbeling van een verdubbeling)
    • Het vierdubbele van 2 is 8, het vierdubbele van 6 is 24, het vierdubbele van 4 is 16, het is eigenlijk altijd het getal maal 4. 
     Van F. virginiana en F. chiloensis was al bekend dat hun vierdubbele genoom in elk geval het erfelijk materiaal van twee wilde soorten bevatte: de wilde bosaardbei (F. vesca, die op het hele noordelijk halfrond voorkomt) en F. iinumae (uit Japan). Het vermoeden was dat er nog twee vooroudersoorten moesten zijn.[2]
     Leg de vierdubbel opgevouwen theedoek onder in de pan en zet er de wijnfles op.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Nienke Beintema
    “Geteelde aardbei zit vol genen van bosaardbeitje” (25 februari 2019) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Janneke Vreugdenhil
    “Bonenfiasco” (23 januari 2009) op nrc.nl