Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vet·bult
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vetbult vetbulten
verkleinwoord vetbultje vetbultjes

Zelfstandig naamwoord

de vetbultm

  1. ophoping van vet
    • In Londen is een van de grootste 'vetbulten' ooit aangetroffen. De gigantische klont van drie voetbalvelden lang en met een totaal gewicht van tien dubbeldekkers blokkeerde een riool uit de victoriaanse tijd, net ten het oosten van het centrum. De inmiddels keiharde berg bevat behalve olie en vet vooral luiers en vochtige schoonmaakdoekjes. [2] 
  2. (medisch) goedaardige tumor bestaande uit vetweefsel
    • Het gekste dier dat Luten ooit in Burgers’ Zoo opereerde, was een mureen. „Een grote palingachtige vis die enorm kan bijten. Dit exemplaar had een tumor aan zijn kop. We legden hem in een regengoot met verdovingsmiddel; na twee minuten ging hij onder zeil. Met een pompsysteem door bek en kieuwen hebben we hem van zuurstof voorzien, terwijl ik hem op het droge opereerde. Het bleek een simpele vetbult te zijn. Na de operatie ging hij wonder boven wonder zelf weer ademen.” [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen