• ver·zach·tend
vervoeging van: verzachten
verbogen vorm: verzachtende

verzachtend

  1. onvoltooid deelwoord van verzachten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verzachtend verzachtender verzachtendst
verbogen verzachtende verzachtendere verzachtendste
partitief verzachtends verzachtenders -

verzachtend

  1. zaken die de straf voor een gepleegde misdaad verlagen
    • De man ontkent beledigingen te hebben geuit, maar daar ging de rechter niet in mee. Wel werd hij vrijgesproken van het beledigen van de politie, wat volgens de rechtbank niet bewezen kon worden. Onder andere om die reden is de straf lager uitgevallen dan de 1.500 euro die het Openbaar Ministerie had geëist. Andere verzachtende omstandigheden waren het feit dat de man “nauwelijks een strafblad heeft en zijn leven goed op orde lijkt te hebben”. Ook had hij al eerder een stadionverbod van de KNVB gekregen. [1] 
  2. minder hard uitgedrukt
    • „Ze weten van gekkigheid niet wat ze moeten verzinnen. Tegenwoordig heeft men het zelfs over auto-euthanasie. En dan heb je die verzachtende term zelfdoding. Maar als ik jou doodschiet, dan noemen ze dat moord. En als jij jezelf doodschiet, zou het geen zelfmoord mogen heten? Ik ben het daar niet eens. Het is geen zelfdoding, maar zelfmoord. Ik ben taalgevoelig en dat is het juiste woord. [2] 
  3. met minder pijnen andere hinderlijke verschijnselen


  1. NRC Casper van der Veen 21 februari 2017
  2. NRC Michel Krielaars 17 maart 2017