vertrappelen
- ver·trap·pe·len
vertrappelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vertrappelen |
vertrappelde |
vertrappeld |
zwak -d | volledig |
- kapotmaken of verwonden met de voeten of hoeven
- ▸ De woordvoerder van Staatsbosbeheer legt uit dat je de dieren op het eiland echt niet meer kunt missen als je er komt. "Mensen kunnen niet meer aanmeren met een bootje, want de dieren staan zelfs op de steiger. De herten vertrappelen en eten alles wat ze te pakken kunnen krijgen. Zo hebben ze de broedvogels al verjaagd en zijn verschillende zeldzame planten niet meer te vinden."[2]
- ▸ De jongen en zijn 42–jarige vader botsten woensdag in de avondschemering op weg naar huis op een drie meter hoge olifant die de weg overstak. De olifant vertrappelde het hoofd van de jongen, die onherkenbaar werd verminkt.[3]
- Het woord vertrappelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Afschieten honderden damherten Zeeland had voorkomen kunnen worden” (16-08-2019), NOS
- ↑ Weblink bron “Wilde olifanten trappen 14–jarige jongen op Sumatra dood” (25 oktober 2007), Reformatorisch Dagblad