Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stou·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

verstouten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstouten
verstoutte
verstout
zwak -t volledig
  1. de moed durven opbrengen
     Deze buitengewoon onduidelijke en verward geschreven dispositie - als we ons verstouten de instructies zonder het religieuze ontzag voor Napoleons genialiteit te beschouwen - bevatte vier punten, vier instructies.[2]
     Toch zijn er wel grenzen. Kritiek op de boodschap mag, moet zelfs helder zijn. Maar wie daarbij zich verstout om niet de boodschap maar de boodschapper aan te vallen, is per saldo de verliezer. Het politiek bedrijf kan alleen goed functioneren als de woordvoerders respectvol met elkaar omgaan. Dat lijkt Wilders soms te vergeten.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Commentaar: bidden is beter dan bashen” (30 november 2013), Reformatorisch Dagblad