• ver·rek
vervoeging van
verrekken

verrek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrekken
    • Ik verrek. 
  2. gebiedende wijs van verrekken
    • Verrek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrekken
    • Verrek je? 

verrek

  1. (krachtterm) uitroep van grote verbazing
    • Verrek, hij zal toch niet ...? 
97 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be