Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·men·se·lijk·te

Werkwoord

vervoeging van
vermenselijken

vermenselijkte

  1. enkelvoud verleden tijd van vermenselijken
    • Ik vermenselijkte. 
    • Jij vermenselijkte. 
    • Hij, zij, het vermenselijkte. 
  1. verbogen vorm van vermenselijkt, voltooid deelwoord van vermenselijken

Gangbaarheid