Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·keers·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verkeerscentrum verkeerscentra
verkeerscentrums
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het verkeerscentrumo

  1. plaats vanwaar men toezicht houdt op het wegverkeer
     De dichte mist die al dagen boven grote delen van Nederland hangt, veroorzaakt vooral hinder voor het verkeer. Bij het Verkeerscentrum in Utrecht staat verslaggever Kees van Dam.[2]
     Volgens het Verkeerscentrum Nederland passen de automobilisten zich goed aan. Ze rijden rustig en houden voldoende afstand. Voor zover bekend is het aantal ongelukken beperkt gebleven.[3]
  1. plaats vanwaar men toezicht houdt op het luchtvaartverkeer
     Het eerste vliegtuig brak daarop de landing af en cirkelde rondjes totdat een regionaal verkeerscentrum werd bereikt. Hoewel van daaruit werd gebeld met de verkeerstoren in Washington, kon ook op die manier geen contact worden gemaakt.[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Avondspits verloopt niet dramatisch'” (Maandag 21 november 2011, 18:32), NOS
  3.   Weblink bron “Overlast en vertragingen door mist” (Maandag 21 november 2011, 13:51), NOS
  4.   Weblink bron “Onderzoek naar 'slapende' luchtverkeersleider” (Donderdag 24 maart 2011, 11:22), NOS