Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·grauw

Werkwoord

vervoeging van
vergrauwen

vergrauw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergrauwen
    • Ik vergrauw. 
  2. gebiedende wijs van vergrauwen
    • Vergrauw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergrauwen
    • Vergrauw je? 

Gangbaarheid