Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ge·noeg·de

Bijvoeglijk naamwoord

vergenoegde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vergenoegd

Werkwoord

vervoeging van
vergenoegen

vergenoegde

  1. enkelvoud verleden tijd van vergenoegen
    • Ik vergenoegde. 
    • Jij vergenoegde. 
    • Hij, zij, het vergenoegde. 
  2. verbogen vorm van vergenoegd, voltooid deelwoord van vergenoegen