• verf·beurt
enkelvoud meervoud
naamwoord verfbeurt verfbeurten
verkleinwoord verfbeurtje verfbeurtjes

de verfbeurtv / m [1]

  1. de keer dat men iets (opnieuw) voorziet van een verflaag
     Het uitzoekwerk deed ik van de week tijdens een verfbeurt bij Jeanette.[2]
     Jurriëns: "Jarenlang is er niets onderhouden. Geen verfbeurt, geen loodgieterswerk, niets. Ze deden alleen aan symptoombestrijding. Als er iets moest worden gerepareerd, deden ze het op het goedkoopste manier."[3]
     Gisteren kwam het ding met een speciaal konvooi over de weg aan in Hengelo. De komende tijd wordt de trein schoongespoten, komen er nieuwe ramen in en hij krijgt een complete verfbeurt. "We willen de trein weer zijn oude originele blauwe kleur geven waar iedereen hem van kent", aldus Knol.[4]
     Waalbrug bij Nijmegen open na renovatie maar verfbeurt was te duur: Voor de renovatie van de Waalbrug was aanvankelijk 40 miljoen euro uitgetrokken. Maar het ging mis toen op grote schaal chroom-6 werd aangetroffen. De giftige stof, die vroeger vaak in verf werd gebruikt om roestvorming tegen te gaan, is op de brug aangebracht op de gehele staalconstructie.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het dosseir” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503
  3.   Weblink bron
    Jurjen Boekraad
    “'Ze maken eten klaar tussen de uitwerpselen van muizen'” (donderdag 21 juni 2018, 14:20), NOS
  4.   Weblink bron “Historische dieseltrein van sloop gered: 'Kans konden we niet laten lopen'” (maandag 9 maart 2020, 20:17), NOS
  5.   Weblink bron “Waalbrug bij Nijmegen open na renovatie, maar verfbeurt was te duur” (zaterdag 19 december 2020, 11:18), NOS