• ver·der·zet·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verderzetten
zette verder
verdergezet
zwak -t volledig

verderzetten

  1. overgankelijk voortzetten, het blijven doen, verdergaan, voortgaan met.[1][2]
    • De koning wil dat Di Rupo zijn opdracht verderzet. 
  2. wederkerend zich ~: doorzetten, voortgaan
    • Wat de activiteit van de voertuigen betreft, veronderstellen we dat de huidige ontwikkelingen in de mobiliteit zich verderzetten. [3] 
  • verder zetten [4] (iets verder van je weg zetten)
  • Verderzetten wordt in de betekenis van voortzetten (doorgaan met) niet als standaardtaal beschouwd.[5], maar het komt in Vlaanderen geregeld voor, ook in boeken en officiële documenten.
  1. Taalmail n° 347: verderzetten - voortzetten
  2. Dutch Today: Flemish meanings (in het Engels)
  3. blz. 203 MIRA-S 2000. Milieu- en natuurrapport Vlaanderen - Scenarios.
    Marleen Van Steertegem
    (eindredactie) 2000. ISBN 90-441-1048-9
  4. Taalkwesties: verderzetten
  5. Taalmail n° 450: verderzetten