Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vee·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veebedrijf veebedrijven
verkleinwoord veebedrijfje veebedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

veebedrijf o [1]

  1. een agrarisch bedrijf waar men dieren houdt
     En om het gesprek een veilige wending te geven zette Levin aan Darja Aleksandrovna de theorie van een veebedrijf uiteen, die erop neerkwam, dat de koe niet anders dan een machine was, die het voer tot melk moest verwerken, enzovoort en zo meer.[2]
     Zijn veebedrijf verkopen, levert volgens hem vrijwel niets op. "Zeker nu er nog ruim 150.000 euro tegenaan moet om te voldoen aan de nieuwe normen. Als jij weet wat ik moet doen, mag je het zeggen."[3]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron
    Paulus Houthuijs
    “Tussen de wanhopige boeren: 'Als jij weet wat ik moet doen, zeg het me'” (07-07-2017), NOS