vaststellen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vaststellen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vaststellen | vast te stellen | ||||||||
toekomend | zullen vaststellen vast zullen stellen |
te zullen vaststellen vast te zullen stellen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben vastgesteld | te hebben vastgesteld | ||||||||
toekomend | vastgesteld zullen hebben | vastgesteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vaststellend | vastgesteld | ev. stel vast |
mv. verouderd stelt vast |
stelle vast (bijzin) vaststelle | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stel vast | stelt vast | stelt vast | stelt vast | stelt vast | stellen vast | stellen vast | stellen vast | |||
verleden (o.v.t.) | stelde vast | stelde vast | stelde vast | stelde vast | stelde vast | stelden vast | stelden vast | stelden vast | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vaststellen | zult/zal vaststellen | zult/zal vaststellen | zult vaststellen | zal vaststellen | zullen vaststellen | zullen vaststellen | zullen vaststellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vaststellen | zou vaststellen | zou(dt) vaststellen | zoudt vaststellen | zou vaststellen | zouden vaststellen | zouden vaststellen | zouden vaststellen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vaststel | vaststelt | vaststelt | vaststelt | vaststelt | vaststellen | vaststellen | vaststellen | |||
verleden (o.v.t.) | vaststelde | vaststelde | vaststelde | vaststelde | vaststelde | vaststelden | vaststelden | vaststelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vaststellen vast zal stellen |
zult/zal vaststellen vast zult/zal stellen |
zult/zal vaststellen vast zult/zal stellen |
zult vaststellen vast zult stellen |
zal vaststellen vast zal stellen |
zullen vaststellen vast zullen stellen |
zullen vaststellen vast zullen stellen |
zullen vaststellen vast zullen stellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vaststellen vast zou stellen |
zou vaststellen vast zou stellen |
zou(dt) vaststellen vast zou(dt) stellen |
zoudt vaststellen vast zoudt stellen |
zou vaststellen vast zou stellen |
zouden vaststellen vast zouden stellen |
zouden vaststellen vast zouden stellen |
zouden vaststellen vast zouden stellen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb vastgesteld | hebt vastgesteld | hebt/heeft vastgesteld | hebt vastgesteld | heeft vastgesteld | hebben vastgesteld | hebben vastgesteld | hebben vastgesteld | |||
verleden (v.v.t.) | had vastgesteld | had vastgesteld | had vastgesteld | hadt vastgesteld | had vastgesteld | hadden vastgesteld | hadden vastgesteld | hadden vastgesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vastgesteld hebben | zal/zult vastgesteld hebben | zult/zal vastgesteld hebben | zult vastgesteld hebben | zal vastgesteld hebben | zullen vastgesteld hebben | zullen vastgesteld hebben | zullen vastgesteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vastgesteld hebben | zou vastgesteld hebben | zou/zoudt vastgesteld hebben | zoudt vastgesteld hebben | zou vastgesteld hebben | zouden vastgesteld hebben | zouden vastgesteld hebben | zouden vastgesteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm vastgesteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt vastgesteld | er is vastgesteld | |||||||||
verleden | er werd vastgesteld | er was vastgesteld | |||||||||
toekomend | er zal vastgesteld worden | er zal vastgesteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou vastgesteld worden | er zou vastgesteld zijn | |||||||||
lijdende vorm vastgesteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vastgesteld worden | vastgesteld te worden | ||||||||
toekomend | vastgesteld zullen worden | vastgesteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | vastgesteld zijn | vastgesteld te zijn | ||||||||
toekomend | vastgesteld zullen zijn | vastgesteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word vastgesteld | wordt vastgesteld | wordt vastgesteld | wordt vastgesteld | wordt vastgesteld | worden vastgesteld | worden vastgesteld | worden vastgesteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd vastgesteld | werd vastgesteld | werd vastgesteld | werdt vastgesteld | werd vastgesteld | werden vastgesteld | werden vastgesteld | werden vastgesteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vastgesteld worden | zult vastgesteld worden | zult vastgesteld worden | zult vastgesteld worden | zal vastgesteld worden | zullen vastgesteld worden | zullen vastgesteld worden | zullen vastgesteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vastgesteld worden | zou vastgesteld worden | zou/zoudt vastgesteld worden | zoudt vastgesteld worden | zou vastgesteld worden | zouden vastgesteld worden | zouden vastgesteld worden | zouden vastgesteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vastgesteld | bent vastgesteld | bent/is vastgesteld | zijt vastgesteld | is vastgesteld | zijn vastgesteld | zijn vastgesteld | zijn vastgesteld | |||
verleden (v.v.t.) | was vastgesteld | was vastgesteld | was vastgesteld | waart vastgesteld | was vastgesteld | waren vastgesteld | waren vastgesteld | waren vastgesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vastgesteld zijn | zult vastgesteld zijn | zult vastgesteld zijn | zult vastgesteld zijn | zal vastgesteld zijn | zullen vastgesteld zijn | zullen vastgesteld zijn | zullen vastgesteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vastgesteld zijn | zou vastgesteld zijn | zou/zoudt vastgesteld zijn | zoudt vastgesteld zijn | zou vastgesteld zijn | zouden vastgesteld zijn | zouden vastgesteld zijn | zouden vastgesteld zijn |