Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·li·um
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kalmeringsmiddel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord valium valiums
verkleinwoord valiumpje valiumpjes

Zelfstandig naamwoord

het valiumo

  1. (medisch) een kalmerend middel, 7-chloro-1,3-dihydro-1-methyl-5-fenyl-1,4-benzodiazepin-2(3H)-on
    • Hij was aan valium verslaafd. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen