valhoed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- val·hoed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | valhoed | valhoeden |
verkleinwoord | valhoedje | valhoedjes |
Zelfstandig naamwoord
de valhoed m
- (hoofddeksel) een stevige hoed die het hoofd (van kleine kinderen) beschermt
- ▸ Tubantia heeft in een eerdere editie gemeld dat hij is overleden, maar dat moet de krant rectificeren. ,,Wel is de moedige vlieger ernstig gewond. Gewoonlijk droeg hij een valhoed en juist nu had hij dien niet op.”[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'valhoed' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "valhoed" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ valhoed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marco Krijnsen“Verslaglegging door de jaren heen” (31-05-2019), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be