Nederlands

 
kind met valhoed
Uitspraak
Woordafbreking
  • val·hoed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord valhoed valhoeden
verkleinwoord valhoedje valhoedjes

Zelfstandig naamwoord

de valhoedm

  1. (hoofddeksel) een stevige hoed die het hoofd (van kleine kinderen) beschermt
     Tubantia heeft in een eerdere editie gemeld dat hij is overleden, maar dat moet de krant rectificeren. ,,Wel is de moedige vlieger ernstig gewond. Gewoonlijk droeg hij een valhoed en juist nu had hij dien niet op.”[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. valhoed op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Marco Krijnsen
    “Verslaglegging door de jaren heen” (31-05-2019), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be