vaccin
- Geluid: vaccin (hulp, bestand)
- IPA: / vɑkˈsɛ̃ / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /vɑkˈsɛː/, /vɑkˈsɛ̃ː/
- (Limburg): /vakˈsæː/
- vac·cin
- Het woord vaccin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vaccin" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vaccin op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "vaccin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be