Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uur·do·cent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uurdocent uurdocenten
verkleinwoord uurdocentje uurdocentjes

Zelfstandig naamwoord

de uurdocentm

  1. (onderwijs) (beroep) docent die maar enkele uren per week lesgeeft

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be